Claudine Gay was de eerste zwarte bestuursvoorzitter van Harvard, en een vrouw bovendien. Zij moest die baan na een luttele zes maanden opgeven. Slordig academisch werk, voornamelijk een kwestie van onvoldoende bronvermelding, was de officiële reden voor haar blamage. Maar beschuldigingen van antisemitisme gingen daaraan vooraf.
In december vroeg de Republikeinse afgevaardigde Elise Stefanik aan Gay of „een oproep om genocide te plegen tegen de Joden indruist tegen de gedragscode van Harvard”. Gay antwoordde dat dit zou „afhangen van de context”.
Als dezelfde vraag zou zijn gegaan over zwarte mensen in plaats van Joden, was er waarschijnlijk geen sprake geweest van ‘context’.
Maar Gay was ook in een akelige val gelopen. Stefanik had in haar vraagstelling doelbewust geen onderscheid gemaakt tussen studenten op de campus die ‘intifada’ scandeerden, wat ‘opstand’ betekent in het Arabisch, en oproepen tot genocide op Joden. Daarop zei Gay dat het afhing van de context of zo’n oproep de regels van Harvard overtrad.
Rechtse activisten hebben lang aangedrongen op het ontslag van Gay, omdat zij haar zagen als een voorbeeld van iemand die haar functie alleen op grond van haar huidskleur zou hebben gekregen. Volgens Gay was racisme hun motief. Misschien. Maar rechtse agitators volgen slechts het voorbeeld van progressieve scherpslijpers die mensen om ideologische redenen uit hun banen willen lichten.
‘IDF, KKK, een pot nat’
De voornaamste reden voor dit onverkwikkelijke geharrewar is de Amerikaanse obsessie met ras. Iedereen grijpt naar racisme als een stok om zijn tegenstanders mee neer te knuppelen. Maar het schandaal rondom Claudine Gay toont wel iets aan over de manier waarop de perceptie van Joden is veranderd.
Lees ook
Rechtse activisten juichen over vertrek van ‘woke’ bestuurder van Harvard
Ik geloof niet dat Gay een antisemiet is. Hetzelfde geldt voor veel studenten die demonstreren tegen Israël (aanhangers en bewonderaars van Hamas zijn een andere zaak). Maar de meer fanatieke pro-Palestina-demonstranten lijken evenzeer gebiologeerd door ras als de rechtse opponenten van diversiteit en inclusie.
De pro-Palestina-demonstranten zien het geweld in Gaza en de Israëlische repressie van Palestijnen als een schoolvoorbeeld van witte suprematie; Israëliërs als de witte onderdrukkers van mensen van kleur. Vandaar de leus: ‘IDF, KKK, allemaal een pot nat’, alsof Israëlische soldaten identiek zijn aan wit-gekapte racisten in de zuidelijke staten die zwarte mensen aan de bomen hingen. Dat de meeste Joodse Israëliers etnisch niet te onderscheiden zijn van Arabieren doet er schijnbaar niet toe.
Vreemd ras
Het verschil met de manier waarop Joden in het verleden werden gezien kan haast niet groter. Voor de 19de eeuw werden Joden door christenen gehaat omdat zij Onze Lieve Heer zouden hebben vermoord. Met het ontstaan van moderne staten, en het toenemende secularisme onder veel Joden, werd steeds meer een quasi-biologisch onderscheid gemaakt tussen Joden en niet-Joden. Europese en Amerikaanse antisemieten zagen Joden helemaal niet als witte ‘rasgenoten’, maar juist als een vreemd ras.
Eén ding hadden alle antisemieten, links en rechts, met elkaar gemeen: een verzonnen wereldbeeld waarin Joden achter de schermen aan de touwtjes trokken van politiek en grootkapitaal. Een beeld dat overigens nog recht overeind staat, maar in plaats van Rothschild is nu George Soros de grote vijand. Conservatieve gelovigen in samenzweringen zagen Joden als bolsjewieken die bloed en bodem bezoedelden. Voor communisten golden Joden als kapitalistische uitzuigers van het arbeidersvolk. Van Stalin komt de term ‘wortelloze kosmopolieten’ voor Joden.
Het zionisme was juist daarom voor veel Joden zo aantrekkelijk. Zij dachten dat een eigen staat hen zou verlossen van de status van permanente buitenstaanders. In Israël zouden zij eindelijk weer wortels kunnen schieten, zodat zij nooit meer zouden worden vervolgd.
Dit had helaas een gevolg dat sommigen al vroeg zagen aankomen. Langzamerhand zou ook het Beloofde Land in bepaalde opzichten precies gaan lijken op de landen waar Joden nooit veilig waren geweest: met etnische exclusiviteit, chauvinisme, militair machtsvertoon, en een soort morele onaantastbaarheid door een verleden van slachtofferschap .
Hannah Arendt, die zelf aanvankelijk warmliep voor het zionisme, bekritiseerde Israël zodra zij zag dat het land van Joden begon te veranderen in een Joodse staat; niet meer een veilige plek voor vervolgde vluchtelingen, maar een natie die zich begon te onderscheiden op grond van religie en ras. Dit was niet meteen zo. Het land werd een tijdlang bestuurd door linkse idealisten. Maar in de huidige regering zitten uitgesproken racisten. Itamar Ben Gvir, de minister voor Nationale Veiligheid, is in zijn eigen land herhaaldelijk bestraft voor het opruien van rassenhaat.
Witte koloniale onderdrukkers
Daarom alleen al wordt Israël alom gevierd door ultrarechtse politici in Europa en de VS, waaronder onze eigen Geert Wilders. In de VS, tijdens de jaren dertig, waren de aanhangers van ‘America First’ vaak antisemieten die een bewondering koesterden voor nazi-Duitsland. Donald Trump, en andere ‘America Firsters’, zijn nu fervente aanhangers van Israël. Joe Biden is geen vriend van premier Netanyahu, en probeert enigszins afstand te nemen van zijn bewind, maar ook hij moet zijn steun blijven betuigen.
De associatie van Joden met de VS is al oud. Beiden golden voor ouderwetse antisemieten als symbolen van het wortelloze kosmopolitisme. De vereenzelviging van Amerika met Joden is nu anders. Beide worden door studenten op Amerikaanse universiteiten gezien als witte koloniale onderdrukkers: IDF, KKK, allemaal een pot nat. Dat is de context die Claudine Gay vermoedelijk in haar hoofd had, al wist ze het niet goed onder woorden te brengen.
Men zou ook wensen dat Amerika de obsessie met ras een beetje kon laten varen, maar de kans daarop lijkt nu miniem.